Adieu sociaal werk, het ga je goed!

Ik stop ermee. De koek is op. Na 19 jaar bij Wel.kom en haar voorgangers is het tijd geworden voor wat anders. Iets totaal anders zelfs, want ik verlaat niet alleen Wel.kom. Nee, ik verlaat het sociale domein helemaal. Ik ga komende week namelijk van start als Programmamaker Muziek bij de ECI Cultuurfabriek in Roermond en tevens als Zakelijk Leider van het urban community project Nieuwe Helden. Ik verruil de sociale sector voor de cultuursector. 

19 jaar lang met mijn neus vooraan

Ik kijk met plezier en trots terug op 19 jaar waarin ik begon als jongerenwerker en later verschillende coördinerende en leidinggevende functies heb gehad, zowel in Roermond als in Venlo. Een lange periode met diepe dalen en grote hoogten. Een periode waarin ik als welzijnswerker heb mogen meelopen in de voorhoede van ontwikkelingen en tendensen in de maatschappij. Want of het nu om economische crisis, de opbouw van de participatiemaatschappij of polarisatie en maatschappelijke onrust gaat; de welzijnswerkers staan er altijd met hun neus bovenop omdat deze ontwikkelingen hun oorsprong vinden in de wijken of direct de mensen in de wijken treffen.

Ik ben me er altijd bewust van geweest dat dit voor een jongerenwerker of wijkwerker een bepaalde verantwoordelijkheid met zich meebrengt, want zij zijn degenen die de wijkbewoners kunnen stimuleren om iets van hun wijk en hun leven te maken. En om dat niet in je eentje maar samen te doen. Tegenover polarisatie staat solidariteit en de katalysator zijn van solidariteit is de kerntaak van de welzijnswerker. 

Trots

Ik ben er trots op dat ik mijn steentje heb mogen bijdragen aan de solidariteit in de wijken. Ik ben er trots op dat ik samen met collega’s heb gewerkt aan robuust jongerenwerk dat present is in de haarvaten van de samenleving, maar dat ook volwaardig meedoet in de casusoverleggen van de professionals en dat haar input levert aan de beleidsmakers. Ik ben trots op het ontwikkelen van de werksoort Jongerencoaching omdat we vonden dat anderen de individuele hulp aan ‘onze’ jongeren niet goed oppakten. Ik ben trots op de door ons ontwikkelde visie op talentontwikkeling in het jongerenwerk, die trouwens ook mede oorzaak is van mijn nieuwe baan, want Nieuwe Helden is een voortvloeisel ervan. Ik ben trots op Vrijwilligerscentrale Venlo die een compleet nieuwe weg is ingeslagen en die dankzij het fantastische team blijvend zal innoveren. Ik ben er trots op de we veel vrijwilligers hebben kunnen begeleiden in hun mooie werk als opvoedondersteuner, activiteitenorganisator enz. En tenslotte ben ik er trots op dat ik op de valreep nog aanwezig mocht zijn bij de opening van een klein maar o zo fijn pandje voor het jongerenservicepunt op de Parade in Venlo. 

Untitled design-59

Jongerenservicepunt Venlo

Kalverstraat

Dit pand symboliseert voor mij veel meer dan alleen een plek waar jongeren hun vraag kunnen stellen. Het symboliseert voor mij het begin van een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin het welzijnswerk eindelijk op haar waarde wordt geschat. Want het Jongerenservicepunt ligt aan de belangrijkste straat van Venlo. Wat nog eens wordt bevestigd door de net uitgebrachte Venlose variant van het Monopoly spel, want daar is de Parade de duurste straat.

De Venlose 'Kalverstraat'

De ‘Kalverstraat’ van Venlo

Het welzijnswerk mag nu gezien worden. Het is immers dé katalysator voor solidariteit. En dus voor de civil society.

Maar het jongerenservicepunt symboliseert ook nog op andere wijze dit nieuwe tijdperk. Want achter dit servicepunt staan professionals en vrijwilligers van talloze organisaties klaar om ons te helpen zodat we er met ons allen zo vroeg mogelijk bij zijn. Want elke probleem in wording dat we preventief kunnen vóór zijn voorkomt erger. Daar zijn alle vrijwilligers en professionals zich nu ontzettend van bewust, van welke organisatie ze ook zijn. En al deze mensen staan klaar om ons te helpen om kleine vragen van jongeren te beantwoorden voordat het dikke problemen worden.

Dat was vroeger wel andere koek. Toen stonden we samen met de jongeren te bonzen op de deur van de zorg, maar die gaf niet thuis als de hulpvraag van de jongere niet vergezeld ging van een indicatie en bijbehorend geldbuideltje. Nu staan ze allemaal klaar om buiten hun eigen lijntjes te kleuren als we daarmee erger voorkomen.

Together we create!

De professionals in het sociale domein en de bewoners in de wijken steken samen met ons de handen uit de mouwen. Het enige wat ze nog tegenwerkt zijn de door overheid en organisaties opgeworpen muren: de systemen die de mensen beperken in hun samenwerking. Die moeten dus nog even afgebroken worden. Wie pakt die handschoen op?

Ik in ieder geval niet meer. Ik heb mijn bijdrage geleverd en geef ruimte aan nieuwe frisse jonge mensen. Ik wens hen veel succes.

photo-1468421870903-4df1664ac249

Ode aan een heldin

Carla’s ogen schieten vuur als ik haar vertel dat ik vroeger een hond uit het asiel heb laten inslapen op aanraden van een hondentherapeut. De hond zou te verknipt zijn en kon niet meer worden geresocialiseerd. Het in leven houden van deze hond zou een gevaar opleveren voor de samenleving, aldus de therapeut destijds. Dus dat werd een emotionele laatste rit naar de dierenarts. Ik zit naast Carla in haar Citroën bedrijfsauto en ik voel dat de gezellige sfeer, waarbij we wat zaten te kletsen, plaats maakt voor een ongemakkelijke ijzige kou. De tengere vrouw vraagt mij vol ongeloof of die hondentherapeut écht had geadviseerd om een hond te doden. Ik beaam dat en Carla maakt mij duidelijk dat dat geen reden is om een hond dood te maken. Hij had toch ook naar een hondenopvang zoals de hare gekund? Want hoe verknipt een hond ook is, hoe ernstig de geestelijke deuken ook zijn, Carla zorgt ervoor dat hij een goed en waardig leven krijgt.

1Misschien is het niet voor elke hond haalbare kaart om geadopteerd te worden door een gezin, maar het is in ieder geval haalbaar om een mooi leven te hebben bij Carla thuis. Een verder kerngezonde hond laten inslapen is absoluut geen optie. Wij zijn op weg naar haar woning, een kleine 50 kilometer ten zuiden van Valencia en rijden op een snikhete middag over de snelweg. Achterin de bestelbus staat een bench met daarin een tevreden slapende podenco-reu genaamd Sultán. Deze Spaanse jachthond is de reden voor mijn bliksembezoek aan Spanje. Mijn vrouw en ik hebben hem geadopteerd. Omdat we niet willen wachten tot de Stichting Greyhounds Rescue Holland hem naar Nederland brengt ga ik hem nu ophalen in Spanje. Als de stichting het doet kan dat immers enkele weken duren. Maar wij hebben nú vakantie en dus meer tijd voor de hond dan wanneer we allebei aan het werk zijn. Dan maar zelf halen.

De stellige mening van Carla dat mijn vroegere hond nooit afgemaakt had mogen worden doet mij beseffen dat zij veel meer is dan een gemiddelde dierenliefhebber. Carla bestrijdt onrecht vanuit haar tenen en alles moet daar voor wijken. Kom je aan een hond, dan kom je aan Carla. Mij heeft ze in ieder geval direct aan het denken gezet. Ik heb jarenlang de beslissing over de hond die moest inslapen goedgepraat met de uitspraak van die therapeut: “De hond is een gevaar voor anderen”. Maar heb ik er wel goed aangedaan om het advies van de hondentherapeut op te volgen? Of had ik op zoek moeten gaan naar een ‘Carla’ in Nederland die de hond in ieder geval nog een mooie voortzetting van het leven had kunnen geven?

De koopjeshoek van Ikea

De van oorsprong Zuidamerikaanse Carla spreekt prima Nederlands want zij heeft er geruime tijd gewoond. Daar werkte zij in het speciaal onderwijs met zeer moeilijk opvoedbare jongeren en zij vertelt mij dat ze dat verschrikkelijk vond. Ik kan dit echter niet rijmen met het feit dat zij honden met een moeilijk verleden een kans geeft. Haar leerlingen in Nederland hadden net als haar honden toch een deuk opgelopen? En als je er maar in gelooft kun je er nog iets van maken? Ik vertel haar dat ik ervaring heb in het jongerenwerk en dat dat raakvlakken heeft met het werken in het speciaal onderwijs en met het weer op de been helpen van ontredderde honden. Ik maak nog maar eens de vergelijking met de koopjeshoek van Ikea. Daar kun je meubels kopen met een gebrek: een flinke kras op de lak of een kapot deurtje. De meeste mensen halen hun neus op voor deze meubels en kopen liever ongehavende spullen. Maar als je zo’n beschadigd meubeltje een nieuwe likje verf geeft of nieuwe scharnieren, dan kun je er een volwaardig meubel van maken, vaak met meer karakter dan een ongeschonden meubelstuk. Zo is het ook met jongeren met een deukje of honden die verwaarloosd of mishandeld zijn. Als je in ze gelooft, ze de nodige aandacht en liefde geeft en het nodige zelfvertrouwen, dan kunnen ze nog aardig mee in de maatschappij. Carla knikt instemmend. Ik heb het gevoel dat ik het voor haar goed heb verwoord en ik besluit in gedachten dat het niet de doelgroep moet zijn geweest waarmee Carla in het onderwijs niet uit de voeten kon, maar het schoolsysteem. Carla is immers een eigengereide vrouw die zich weinig aantrekt van andermans mening. Soms moet je lak hebben aan je omgeving, soms moet je burgerlijk ongehoorzaam zijn en soms moet je tegen de stroom in gaan om vast te houden aan je idealen. Zeker als het om het redden en beschermen van honden gaat. Zo iemand is Carla. Dat heb ik al snel in de gaten.

De roedel

Carla’s huis ligt op een heuvel in een wijk buiten het dorpscentrum. Een ommuurd terrein met een oprijlaantje leidt naar een soort van kleine rotonde waarachter een prachtig Spaans huis verrijst.  Een brede betegelde trap leidt naar een overdekt terras waar je op elk moment van de dag in de schaduw kunt zitten. Het hele huis is onderkelderd en hier slapen de meeste van haar honden. De oudjes slapen boven in de woonkamer. Inclusief Sultán telt Carla’s roedel 13 honden die, eenmaal uit hun verblijf gehaald, allemaal kwispelend op me af komen lopen en me begroeten door hun kop tegen mijn handen te drukken om aan te geven dat ze geaaid willen worden. Sommige springen tegen me op, andere blijven enigszins op afstand en komen pas naar me toe als de haantjes de voorste weer vertrokken zijn. De één maakt er echt een show van om mijn aandacht te trekken en de ander bijt mij zachtjes in mijn buik, irritant genoeg om het te laten ophouden door hem te gaan aaien. En ergens in de achterhoede staat Sultán. Hij wacht rustig zijn beurt af met een blik die lijkt te zeggen: “Ga lekker jullie gang; Johan is uiteindelijk toch van mij”, alsof hij door heeft dat hij en ik een langdurig verbond met elkaar aangaan. Eentje van baas-hond en dat is een levenslange verbinding tot de dood ons scheidt. Nee ik zal Sultán nooit laten inslapen wegens verkeerd gedrag. Daarvoor heeft Carla bij mij de vinger teveel op de zere plek gelegd. Je doet goed als je honden laat leven, niet als je ze doodt! Ik streel Sultan’s bruine en witte vacht en hij kwispelt zo hard hij kan. Carla kijkt glimlachend toe terwijl zij drinkwater bijvult en hondenpoep opruimt. Sultán is nu twee jaar bij haar in huis en het leek erop dat helemaal niemand deze negenjarige reu wilde hebben. Er is meer vraag naar puppy’s dan naar senioren in de rescue-branche. Niemand had nog gedacht dat Sultán een gezin zou vinden. En dat terwijl hij zo mooi, lief en sociaal is. Oké, hij heeft wat kleine gebreken: hij heeft Leishmania onder de leden, een gewrichtsprobleem in één van zijn achterpoten en een darmprobleem, maar wat dan nog? 

‘Is dit geen schatje?’

Terwijl Sultán zijn oren naar achteren houdt en zich klein maakt, een teken van onderdanigheid, en ik zijn kop met twee handen vasthoudt om ‘m te knuffelen denk ik terug aan het gesprek met mijn vrouw Fanny, nog maar vijf dagen terug op een camping in Zeeuws Vlaanderen. “Is dit geen schatje? Hij is goed met kinderen én met katten. Ik heb altijd al een windhond willen hebben”. Ze drukt haar iPhone in mijn hand en twee trouwe hondenogen in een olijke podenco-kop met vleermuisoren kijken mij aan vanaf een foto op de website van Greyhounds Rescue Holland. Ik weet dat mijn vrouw al jarenlang heel graag een hond wil maar we waren er niet klaar voor: te druk met werk en met de zorg voor de kinderen. Je moet pas een hond nemen als je ‘m voldoende tijd, aandacht, wandelkilometers en speelsheid kan bieden. Snel bedenk ik dat de kinderen  niet meer zoveel zorg nodig hebben als voorheen, dat onze banen wat rustiger zijn dan 10 jaar geleden en het gezinsleven wat meer op de voorgrond is komen te staan. Daar past een hond prima bij. Dus ik zeg: “Nou, dan nemen we hem toch!”

Fanny schrikt zich rot, ze had nooit verwacht dat ik ja zou zeggen en vliegt me in de armen. Ze besluit om niet direct contact op te nemen met Greyhounds Rescue Holland, maar om onszelf eerst een halve dag bedenktijd te geven. Zijn we écht klaar voor een hond of is dit een opwelling? Zijn er nog zaken waar we niet aan hebben gedacht en die van invloed zijn op ons besluit? 

Op het strand zien we die middag overal honden wandelen en we stellen ons voor hoe het is om zelf met een hond op het strand te lopen. Onze jongste zoon blijft aan ons hoofd zeuren: “Wanneer gaan jullie nog eindelijk eens zeggen dat jullie die hond willen?” Straks is iemand ons net voor. Stel je voor. 

Gevoel met de hond en zijn verleden

’s Avonds vult Fanny het contactformulier op de website in en is er al snel mailcontact met mensen van Greyhounds Rescue. Omdat de stichting Carla heeft ingelicht hebben we al snel contact met haar via WhatsApp. Zij is het die ons op het idee brengt om de hond zelf te gaan halen. Voor ons is snelheid de doorslaggevende factor, maar bij haar spelen andere redenen een rol. Zij geeft er de voorkeur aan dat mensen een hond zelf halen, zodat het nieuwe baasje meer gevoel met de hond en zijn verleden krijgt. En het geeft Carla een vertrouwder gevoel als ze weet aan wie ze haar ‘kind’ meegeeft. En een warme overdracht, door degene die de hond het beste kent, is natuurlijk altijd goed.

Copy of Fijne vakantie-2Omdat Fanny geen liefhebber van vliegen is wen ik alvast langzaam aan het vreemde idee dat ik een kort bezoekje aan Spanje ga afleggen. De stichting Greyhounds Rescue Holland werkt goed mee door ervoor te zorgen dat er al op zaterdag bij ons een huisbezoek wordt afgelegd die dient als een soort van audit om te bekijken of onze thuissituatie geschikt is voor het houden van een adoptiehond. Twee dagen later vlieg ik vanuit Eindhoven naar Valencia.

Nu ik toekijk hoe Carla de honden voert, iedere hond zijn of haar eigen dieet, besef ik hoe speciaal het is dat ik deelgenoot mag zijn van dit tafereel: een zeer gedreven vrouw en haar roedel. Carla is duidelijk de alfaleider en elke hond krijgt van haar individuele aandacht. Bij elke hond hoort ook een verhaal. Tijdens mijn verblijf heeft Carla mij over een aantal honden verteld. Hoe Carla de hond vond, in welke omstandigheden. Hoe ze soms moeite moest doen om de hond te vangen. Soms ging het echt om een bevrijding door een ketting door te knippen. Vaak ging het om verwaarlozing van honden, slapen op een harde vloer aan een veel te korte ketting, ondervoeding, onder de vlooien en ziektes, vel over been met zwerende wonden. Of het ging om zwervers die maandenlang langs een drukke weg leefden. Maar dan zie ik ook hoe elke hond er nu uitziet. Mooi op gewicht met een glanzende vacht en monter uit de ogen kijkend. Lekker aan het spelen met de andere honden, en met mij. Hoe kan het dat deze honden, die zo ernstig verwaarloosd of mishandeld waren, nu zo sociaal zijn? Deze honden zien er volkomen gelukkig uit. Natuurlijk hebben sommige honden een gebruiksaanwijzing (de een mag niet zonder toezicht in dezelfde ruimte als de ander, weer een ander laat zich door een vreemde niet aanhalen als ze niet is aangelijnd), maar gezien het miserabele verleden van de honden valt dat nog allemaal wel mee. En steeds weer doemt in mijn gedachten de vrolijke zwarte kop van mijn vroegere hond op. Zij zou hier zo tussen kunnen lopen, vragend om een knuffel en stoeiend met de anderen.

In Spanje zijn dieren vaak werktuigen of volksvermaak

Terwijl we ’s avonds eten op Carla’s terras met uitzicht op de bergen waarachter de zee ligt, ligt Sultán tevreden slapend op de koele tegels naast de tafel. We hebben het over de Nederlandse dierenpolitie. Carla legt uit dat zij de Nederlandse aanpak van dierenmishandeling in Spanje vaak als goed voorbeeld heeft gebruikt in gesprekken met anderen. Even later hebben we het over cultuur. Volgens Carla heb je het als dier vaak niet goed als je in Spanje geboren wordt. Zoals sommige Spanjaarden met dieren omgaan…. In Spanje zijn dieren vaak werktuigen of volksvermaak. Bijvoorbeeld podenco’s die worden ingezet voor de jacht worden slecht verzorgd, slapen op de harde grond en leven aan veel te korte kettingen. En de dieren die als volksvermaak dienen delven vaak het onderspit in de arena of op straat tijdens een volksfeest. Het zit zo sterk in de Spaanse geschiedenis en traditie verweven dat het moeilijk is om er iets aan te veranderen. De machthebbers houden de tradities in stand. Toch is Carla hoopvol over de toekomst. Steeds vaker ziet Carla jonge Spanjaarden die willen afrekenen met deze verschrikkelijke tradities en cultuur.

Bloemenweelde en slachtafval

Stel dat je een hond uit Spanje haalt en dat je door de redder van je hond naar de plek wordt gebracht waar de hond gered werd en je krijgt het hele verhaal uit de eerste hand te horen. Dat is toch heel waardevol? Nou, dat geluk heb ik dus. Op dag twee neemt Carla me mee in haar auto om medicijnen voor Sultán in te slaan en nog wat andere boodschappen te doen en om en passant ook nog even langs te gaan bij de plek waar zij Sultán had meegenomen.

We rijden naar een dorp verderop. Een zijstraat van de hoofdstraat bevat aan beide kanten rijen aangesloten huizen en een muur met daarin een oud ijzeren deurtje. Copy of Fijne vakantie-5Achter dit deurtje zien we een soort van overwoekerde binnentuin vol mooie veldbloemen, maar ook vol met onkruid. Een idyllisch plaatje; zo’n bloemenweelde achter een roestig deurtje in een Spaans zonovergoten slaperig dorp ergens in de middag. Dan zie ik een paar katten die ons komen begroeten. Carla vertelt dat er in dit dorp een weduwnaar woont die dagelijks op een aantal plekken in het dorp zwerfkatten te eten geeft. Dit is een van die plekken. De katten die er rond lopen zijn inderdaad niet ondervoed, maar zien er niet gezond uit. Carla vertelt dat deze man het goed bedoelt, maar dat hij niet meer doet dan eten geven. Hij laat ze niet behandelen tegen ziekten en vlooien. Daar is volgens mij ook geen beginnen aan als je alle zwerfkatten van het dorp voedt. Carla vertelt dat op deze plek de man twee jaar geleden aan Carla liet zien dat hij een schuwe ondervoede zwerfhond had weten te vangen en binnen de muren van deze wildernis veilig had weten te stellen. Dat was Carla’s eerste ontmoeting met Sultán en toen ze hem hier zag is ze meteen huiswaarts gekeerd om haar bedrijfsauto te halen zodat ze de podenco kon meenemen naar huis. Sultán heeft misschien 2 of 3 dagen tussen de katten in deze tuin doorgebracht. Hoe lang hij daarvoor heeft gezworven is onbekend. Hij heeft een stukje uit een oor en daaruit maakt Carla op dat hij dienst heeft gedaan als jachthond, want in Spanje snijden jagers een stukje uit het oor bij wijze van merkteken. Dat betekent waarschijnlijk dat hij mee heeft moeten jagen met andere podenco’s, dat hij op de harde vloer heeft moeten slapen aan een korte ketting en te weinig eten kreeg om hem extra ‘hongerig’ te maken voor de jacht. Ook kreeg hij van de jager waarschijnlijk geen aandacht. En misschien is zijn gewrichtsprobleem de reden geweest dat de hond is afgedankt door de jager. Het blijft natuurlijk raden naar Sultán’s levensgeschiedenis. Dat hij zo ontzettend sociaal is geworden heeft hij waarschijnlijk aan zijn zachte karakter te danken. Sultán is erg rustig en onderdanig. Carla vertelt dat het de meest relaxte reu is die ze ooit heeft gezien.

We gaan op zoek naar de man die Sultán destijds naar de tuin bracht. We treffen hem een paar straten verderop in zijn werkplaats die zo vol staat met spullen dat ik niet weet waar ik moet kijken. Copy of Fijne vakantie-3Op een grote gasbrander staat een flinke ketel. Hij is bezig met het koken van slachtafval om aan de katten te voeren. Enkele grote stukken bot en een stuk dierenschedel steken boven de rand van de ketel uit. Ernaast staat een emmer met nog meer dierlijke resten. Ik herken een varkensschedel. Carla en de man groeten elkaar en praten in het Spaans met elkaar. Ik begrijp dat Carla hem uitlegt dat ik vanuit Nederland de podenco kom ophalen die hij twee jaar terug gered heeft, maar hij kan zich die hond schijnbaar niet meer herinneren. Tenslotte begint hem iets te dagen en bij het afscheid bedank ik hem met een gracias in mijn steenkolen Spaans. Het is namelijk dankzij zijn daad twee jaar geleden dat Sultán bij Carla terecht kwam. En het is dankzij Carla dat deze hond er weer bovenop gekomen is en er klaar voor is om onderdeel te gaan uitmaken van een gezin.

Als de Carla’s het niet doen…

Ik vraag Carla later die middag op het vliegveld of ze Sultan niet ontzettend gaat missen na twee jaar. Carla zegt dat dat wel meevalt. Ze is blij door de gedachte dat Sultán in een gezin met kinderen terecht komt waar hij als volwaardig gezinslid mee mag gaan doen en waar hij meer aandacht krijgt dan bij Carla thuis.

Ik schrijf dit lange verhaal ook echt als een ode aan Carla. Deze Carla en de vele andere Carla’s in Spanje en andere landen, die geheel belangeloos honden redden uit erbarmelijke omstandigheden. Kijk maar eens op de website van Greyhounds Rescue Holland naar foto’s van honden in deze omstandigheden. En lees de verhalen van reddingsacties. Zonder de Carla’s van deze wereld zijn dieren reddeloos verloren. Want als de Carla’s het niet doen, doet niemand het.

4Carla vertelde me de avond tevoren dat ze destijds in Nederland is begonnen met twee honden die ze ‘gewoon’ gekocht had. En later heeft ze een hond in nood in huis genomen. En van het één kwam het ander. Zij kan zich niet voorstellen dat ze nog ooit een hond zou kopen nu ze weet dat er zoveel honden in Spanje, maar ook in andere landen, in erbarmelijke omstandigheden moeten leven. Deze honden hebben geluk als ze worden gered door mensen als Carla of door een van de vrijwilligers van de hondenshelters. Maar de shelters kunnen vaak pas weer nieuwe honden redden als ze plek hebben om ze op te vangen. Want vele zitten overvol. Daarom is het zo ontzettend belangrijk dat mensen deze honden als huisdier adopteren.

Want als jij een hond wil, dan adopteer je ‘m toch ook gewoon via een club als Stichting Greyhounds Rescue Holland?

Toch?

 

No Credit, Game Over! ® (eigen schuld dikke bult)

Schoorvoetend melden wij ons bij Adecco met de vraag of er nog werk voor ons is. Gelukkig heeft het uitzendbureau nog werk voor een automonteur, wat ons toch maar mooi bijna 1500 euro netto per maand oplevert. Even later staan we buiten via een QR code een zorgverzekering af te sluiten. Ruim honderd euro per maand kost dat. Dat kan bruintje niet trekken, dus besluiten we toch maar wekelijks een avond minder uit te gaan en minder geld te spenderen aan nieuwe kleren. Voorzichtig trekken we de conclusie dat, als we dit een klein half jaartje volhouden, we wel eens uit de rode cijfers zouden kunnen komen. Een sprankje hoop.

Verdacht pakketje

Als we genieten van onze cappuccino tijdens een goed adviesgesprek bij ABN-AMRO worden we gebeld door een kennis van een kennis van een kennis die ons 200 euro aanbiedt als we als tegenprestatie een pakketje een tijdlang bij ons willen houden. Resoluut slaan wij het aanbod af. Stel je voor dat we ermee gepakt worden door de politie, dan zijn we nog veel verder van huis. Ondertussen praat de bankmedewerker onverstoord verder en geeft rustig antwoord op onze vragen. Alsof er dagelijks klanten worden gebeld voor illegale klusjes.

canva-photo-editor-2

foto Alain Pham

Deze ochtend speelden wij, professionals uit onderwijs en welzijn, een spel dat de gemeente Venlo scholieren laat spelen en dat de naam No Credit, Game Over! ® draagt. Het spel moet leerlingen nog voordat ze 18 jaar worden laten ervaren hoe het is om zelf met geld om te gaan. En dan heb ik het niet over zakgeld of kleedgeld, maar over je eigen inkomen – loon, stufi of uitkering –  en over de daarbij behorende kosten: zorgverzekering, reiskosten, huur of kost en inwoning, maar ook het abonnement van je telefoon, het lidmaatschap van je sportvereniging en de bekostiging van je veel te dure uit de hand gelopen hobby zoals uitgaan van donderdag tot en met zondag of je gepassioneerd opgebouwde gameverslaving. En het in stand houden van je vriendenkring én je imago (incl. bijbehorende nieuwste iPhone en schoeisel) kost ook al een vermogen. Daar staat tegenover dat geld lenen en op de pof kopen doodnormaal is, dus gelukkig kun je gemakkelijk geld krijgen om je leven zo in te richten dat je aan alle normen en standaarden voldoet.

ncgo_logo_bluecircle_registered

Geen wonder dat een groot gedeelte van de 18+ jongeren in no time een aardige schuld heeft opgebouwd die gestaag groeit door het niet openmaken van post, zodat je de rekeningen en aanmaningen niet ziet. Als je je kop in het zand houdt kun je aardig wat schuld opbouwen zonder dat je het in de gaten hebt. Bijna 20% van de 18 tot 24 jarigen heeft hiermee te maken.

Onverstandig, zul je denken. Als je een beetje nadenkt dan kun je op je vingers uittellen dat het op je op de lange duur serieus in de problemen komt als je telkenmale meer uitgeeft dan je binnenkrijgt.

You only live once!

Maar vergis je niet. Jongeren tot 25 jaar zijn geen volwassenen. Meestal wordt onderschat dat jongeren qua ontwikkeling nog helemaal niet in staat zijn om verstandig te zijn, vooruit te kijken, voor duurzame oplossingen te gaan en te zorgen voor later. Yolo! En dat beetje schuld zal wel meevallen. “Als ik later een goeie baan heb, dan heb ik dat in no time terugbetaald.” Niet dus! Eigen schuld dikke bult.

Daarom is het belangrijk dat jongeren al even hebben gevoeld hoe het is om schuld te hebben en wat je er voor moet doen om er van af te komen. Of belangrijker nog: Hoe je het kunt voorkomen.

Opkrabbelen

Vandaar dat de gemeente Venlo samen met partners het stadsspel No Credit Game Over! ® heeft omarmd. In kleine groepjes starten scholieren in de binnenstad van Venlo met als doel om uit de rode cijfers te komen. Veel bedrijven en organisaties werken hieraan mee: De Bibliotheek, banken, incassobureaus, het werkplein, het Jongerenservicepunt, uitzendbureau’s, enz. Hierdoor lijkt het spel op het echte leven.  En omdat jongeren vaak alleen maar leren door vallen en opstaan kun je maar beter vallen binnen dit stadsspel dan later in het echte leven.

Inmiddels is de pilot van de game No Credit, Game Over! ® afgerond. De kinderziektes zijn eruit gehaald en de samenwerkende organisaties en de game master (een collega jongerenwerker) zijn er klaar voor om honderden Venlose leerlingen te leren opkrabbelen. Ik wens alle scholieren een spannend No Credit, Game Over! ®-spel toe en een schuldenvrije toekomst!

No Credit, Game Over! is een S_U+G Serious Urban Game project en geregistreerd merk van Lieve Achten voor Telma bvba. Voor meer informatie: mail naar lieve@ew32.be.

 

Succesvol wijkwerk dankzij Facebook en Instagram

Afgelopen week mocht ik een workshop verzorgen tijdens Spil in de wijk: de Limburgse netwerkbijeenkomst voor wijkwerkers. Mijn workshop ging over het inzetten van social media bij het werken met buurtbewoners. De contacten met bewoners die je via social media kunt onderhouden zijn een mooie aanvulling op de fysieke contacten die je hebt als je door de wijk loopt. Het is alleen de kunst om die sociale media zo in te zetten dat het de effectiviteit en efficiëntie van je werk ten goede komt.

Je wijk is je werkplek.

Ik wilde graag die bewoners ondersteunen bij de organisatie van hun wijkmarkt, maar ik had niet in de gaten dat ze er al aan begonnen waren. Ze hadden een WhatsApp groep aangemaakt maar

Een goede sociaal werker is veel en vaak in de wijk te vinden. Niet je kantoor maar je wijk is immers je werkplek. Door deze manier van werken heb je aansluiting bij de bewoners. Je hebt niet, zoals een huisarts, alleen contact als iemand met een klacht of probleem naar je toe komt, maar je bent dagelijks onder de mensen.

Presentie is een begrip geworden in de zorg- en welzijnssector. Kenmerkend voor de presentiebenadering is de andere volgorde van werken. De hulpgever sluit aan bij het dagelijks leven van de ander, puur en alleen om het aansluiten. Er is dan (nog) helemaal geen sprake van een hulpvraag of een aanbod. Nee, eerst zal de wijkwerker deel moeten uitmaken van het leven van de ander. Pas als je de ander op deze manier leert kennen en de ander jou, pas dan leer je wat er voor die ander op het spel staat of wat voor die andere betekenis in het leven geeft.

Deze, op het eerste oog intensieve werkwijze, is kenmerkend voor veel wijkwerkers. Een hulpvraag of indicatie is niet nodig om een goed gesprek te hebben met iemand.

Laat je gereedschapskist thuis

De presentiemethodiek lijkt in eerst instantie een methodiek die met name geschikt is bij de meest onaangepasten in de samenleving, de zorgmijders. Maar hij werkt ook bij de rest van de bevolking. Een opbouwwerker die meebeweegt met de bewoners is veel toegankelijker dan eentje die zich alleen op bewonersvergaderingen in de wijk laat zien. En hij is ook veel beter op de hoogte van de aanwezige kwaliteiten en talenten in de wijk. Niet alleen van hen die zich al als actief burger hebben opgeworpen, maar met name van hen die niet meedoen aan het wijkkader van bewonersnetwerken, burgerinitiatieven en dorpsraden.

Presentie is vooral luisteren. Jouw gereedschapskist met methodieken en interventies moet je even thuislaten en het enige dat je doet is aansluiten bij de ander.

Daar zijn waar de doelgroep is, dus ook op social media.

Trekken we de presentiebenadering door naar social media, dan kan worden gezegd dat je daar moet zijn waar de doelgroep is, en dat is dus ook op het internet. Want de doelgroep is op Facebook, WhatsApp en Instagram te vinden. En de presente werker dus ook.

Aansluiting zoeken bij de ander kan dus ook via social media, maar dan moet je er wel meer mee doen dan alleen maar reclame maken voor je eigen activiteiten. Want dan zend je alleen maar informatie. Eenrichtingsverkeer. Aansluiting krijg je niet via een flyer op Facebook of het plaatsen van een link naar een persbericht.

Aansluiting zoeken betekent dat je met name rondkijkt op de verschillende socialmedia-platforms, dat je vriendschapsverzoeken stuurt, mensen gaat volgen op hun Instagram en dat je vervolgens ook mee gaat doen aan het sociale verkeer op internet. Interactief dus.

De digitale weg is laagdrempelig

Social media moeten niet ingezet worden in plaats van fysiek contact, maar als aanvulling erop. Op social media zie je wat mensen bezighoudt of hoe mensen hun leven leiden. Vaak is dit een mooie aanleiding om met iemand in gesprek te gaan in het buurthuis of op de hoek van de straat.

Speciale aandacht wil ik vragen voor de mogelijkheid van het maken van een besloten groep op Facebook of een WhatsApp groep. Een dergelijke groep kun je prima inzetten als extra middel zodat de deelnemers en jij, tussen de wekelijkse bijeenkomsten door, contact kunnen blijven houden. Of om mensen die moeite hebben met contact te verbinden met anderen via de digitale weg. Want voor velen is het maken van contact via social media minder eng dan iemand op straat aanspreken of iemand bellen.

De presente werker is present op straat, in de huiskamer, in het buurthuis, maar zeker ook op Facebook, Instagram, Snapchat en WhatsApp. Op die plekken dus waar de ander is en waar aansluiting gezocht dient te worden.

Zonder presentie geen contact met de mensen die net even wat moeilijker gevonden worden dan de al actieve participerende burger. Zonder contact zijn de talenten in de wijk, maar ook de problemen, niet in beeld en mis je een belangrijk gedeelte van je werkgebied.

Onderschat niet de kracht van online presentie!

 

Schermafbeelding 2017-06-27 om 01.29.57

Artikeltje in het magazine van de netwerkconference “Spil in de wijk”

 

 

 

De vrijwilliger. Een levende legende!

Ooit blogde ik: talentontwikkeling + verbinding = participatie. Dat deed ik om aan te geven dat je je als jongerenwerker wel bezig kon houden met het ontwikkelen van talenten van jongeren via activiteiten, maar dat je pas echt resultaat boekt als je de behaalde competenties van jongeren verbindt met de samenleving. Pas dan werk je als jongerenwerker aan de participatie van jongeren. Of het nu gaat om school, werk of de wijk; participatie dient volgens mij altijd het doel te zijn. Zorgen dat je jongeren weer gaan meedoen en dat de rest van de maatschappij jongeren welkom heet.

“Degene die niet zomaar vertrekt, maar de hele buurt erbij betrekt” 

Een klein voorbeeldje van het verbinden van talenten aan de samenleving is de hiphopactiviteit in jongerencentrum Picus in Tegelen. Jongeren werken er aan hun raptalenten en leren zelf hun activiteit te organiseren. Dat is op zich al mooi, maar het wordt pas echt interessant als deze talenten worden verbonden aan de samenleving. Dat kan in het groot via allerlei ingewikkelde projecten, maar het kan ook in het klein.

In dit voorbeeld schreven rappers Jaysu en Dw1 speciaal voor 7 december, de internationale dag van de vrijwilliger, een hiphopnummer. Dit nummer gaven ze tijdens een vrijwilligerswaarderingsfeest in de Vilgaard in Velden (gemeente Venlo) ten gehore aan ruim 160 vrijwilligers. Hiermee haalden zij niet alleen de gemiddelde leeftijd van de aanwezigen omlaag, maar was dit tevens een toegestoken hand om een generatiekloof te overbruggen. Want vrijwilligerswerk is van alle leeftijden.

untitled-design-19

Jaysu en Dw1 in de Vilgaard (foto: Johan Cortooms)

Levende Legende (tekst en muziek: Jaysu en Dw1)

Couplet
Zeg die mannen nu: Ik ben bezig.
Iedereen denkt: Ik ben crazy
Zeg die mannen nou: Ik ben bezig.
En ’t lijkt alsof ik werk voor eeuwig.
Maar zeg die mannen nou: Ik ben winnende.
Ik doe aan schoolwerk en vrijwilliger.
Ik kom daar en ik kom binnen.
Je hoeft niet voor mij te pinnen.
Ik zie die mensen nu volop rennen voor die centen, wat een bende.
Iedereen die wil wat hebben. Gunnen is ’n legende.

Bijna niemand doet meer iets gratis
En ik weet dat er overal haat is.
Maar laat zien dat je om ze geeft. Dat is de basis.
Ja, ik doe dit vrijwillig. Weet maar dat niemand mijn baas is.
Oh god no. iedereen is nu op do*
Laat ze zien, ’t kan ook zo.
Er leiden meer wegen naar Rome.
Ook al ben ik soms die slome

Ik laat die taken nu toch op me af komen.
Ja, je ziet me doorgaan, je ziet me omhoog gaan en ik kan niet meer dalen.
Nee, ik kan niet meer dalen.
Ik moet op m’n benen blijven staan.
Ik ga door, ik kan de wereld aan.

Refrein
Voor mij ben je een levende legende.
Want je doet het niet alleen voor de centen.
Zorgen voor de vreemden en bekenden.
Dus voor mij ben je een levende legende.

Couplet
Zie dit als blijk van mijn waardering.
Als er iets gebouwd moet worden zijn we de fundering.
Al dat goede werk, dat maakt ons samen sterk.
Lanceer ons in een nieuw tijdperk.
Met geen gebrek aan respect.
Alles valt op te lossen in ’n gesprek.
Degene die niet zomaar vertrekt, maar de hele buurt erbij betrekt.

Dat vergt moed. En niet alleen omdat het moet.
Je ziet een rekening vergoed in tranen zweet en bloed. En wederzijds.
Het duurde veel te lang, het is tijd.
Ik weet je bent bang, ’t is een feit.
Maar wat ik beloven kan; we raken dit niet kwijt.
We moeten doorgaan met de strijd.
We doen het voor de jeugd, volwassenen, bejaarden.
Voor hetgene wat deugd te laten passen op aarde.
Geld laat de wereld draaien, maar we houden het wel gaande,
We houden ons wel staande door elk obstakel.
Want we zijn de sterkste schakel.
Voor mij is het een legende, alsof het komt vanuit een fabel.
Maar is het werkelijk? Dat is voor mij een raadsel.
Dus ik gooi het nu op tafel.
Dit is een week geleden speciaal voor jullie geschreven. Waar is de tijd gebleven.
Ik ben op zoek naar de tuin van Eden. Maar dat ik hier mag zijn, daar ben ik mee tevreden.
Dus ik hoop dat jij dat ook bent.

*do = geld

Elke vrijwilliger een ster

photo-1468421870903-4df1664ac249

Jaarlijks geldt 7 december als internationale dag van de vrijwilliger en daarom sta ik graag even stil bij vrijwilligerswerk. Want in onze participatiesamenleving is vrijwilligerswerk belangrijker dan ooit.

Ik ben opgegroeid met een moeder die vrijwilligerswerk deed. Zij werkte voor een organisatie die tweedehands kleding inzamelde en verkocht in een winkeltje, waarbij de opbrengt naar ontwikkelingswerk in derdewereldlanden ging. Dat heeft ze jarenlang gedaan. Er ging geen week voorbij of mijn moeder ging kleding sorteren. Later ruilde ze dit vrijwilligersbaantje in en werd ze gastvrouw bij een inloop voor senioren. Ook weer vrijwilligerswerk.

Het mocht geen naam hebben

En het gekke was dat bij ons thuis het woord vrijwilligerswerk nooit werd gebezigd. Dat mijn moeder zich gratis inzette voor anderen was vanzelfsprekend. Dus het mocht ook geen naam hebben. En dat had het dus ook niet want het woord vrijwilliger associeerde ik niet met mijn moeder.

Rond mijn 16e werd ik als jonge vrijwilliger actief in het plaatselijke open jongerencentrum Jonosh. Achter de bar en later aan de bestuurstafel. En ook daar werd het woord vrijwilligerswerk niet gebezigd. Het voelde ook niet als werk. Het was gewoon een kick om samen met gelijkgestemde leeftijdsgenoten die tent te runnen, waar regelmatig bandjes uit het alternatieve gitaarcircuit het podium betraden, waar het bier rijkelijk vloeide en waar je je verbonden voelde met de rest van het vrijwilligersleger. Die verbondenheid, het ergens bijhoren en het samen bouwen aan een klein walhalla voor langharigen in een nogal degelijk dorp, dat was de kick die ervoor zorgde dat ik elk vrij uurtje in het jongerencentrum te vinden was.

Er waren dan ook geen beroepskrachten. Het jongerencentrum had een bestuur bestaande uit jongeren, een vrijwilligerskader bestaande uit jongeren en een bezoekersgroep bestaande uit jongeren.

“Vrijwilligerswerk” uitgevonden door beroepskrachten

Ik denk ook dat de term vrijwilligerswerk is uitgevonden door beroepskrachten. Beroepskrachten willen immers laten zien dat er verschil is. Dat vrijwilligers alleen maar kunnen werken als zij worden begeleid en gecoördineerd door beroepskrachten. Dat zonder beroepskrachten er geen vrijwilligerswerk mogelijk is.

Maar het vrijwilligerswerk van mijn moeder in de kringloopwinkel en dat van mij in het jongerencentrum bewezen het tegendeel. Vrijwilligerswerk zonder bazige beroepskrachten werkt beter. Betrokkenheid, zelfredzaamheid en burgerkracht ten top!

En omdat in de jaren daarna het maatschappelijke veld professionaliseerde en veel taken werden overgenomen door beroepskrachten, werden vrijwilligers in veel gevallen gezien als middel om de doelen van de professionele organisaties te bereiken. Vrijwilligerswerk werd ingekaderd door de profs. Beroepskrachten runden bijvoorbeeld de dagbesteding voor ouderen, maar vrijwilligers mochten de koffie inschenken.

Herwaardering van vrijwilligerswerk

Nu echter de verzorgingsstaat bij het grof vuil is gezet en de participatiemaatschappij steeds meer vorm krijgt, zien we een herwaardering van het vrijwilligerswerk. Immers, zonder vrijwillige inzet van burgers is er geen participatiesamenleving mogelijk.

Maar het vrijwilligerswerk van nu is anders dan het vrijwilligerswerk van toen. Waar je je vroeger als vrijwilliger jarenlang verbond aan een organisatie en een vaste vrijwilligerstaak, is er nu sprake van je druk maken over een maatschappelijk onderwerp of iets willen veranderen, bondgenoten zoeken en samen de schouders eronder zetten. Niet meer altijd onder de vlag van een formele stichting, maar vaker als informeel initiatief. Geen beroepskrachten die de werving en selectie van vrijwilligers doen, geen vrijwilligerscontract ondertekenen, geen gespreid bedje waar rechten en plichten in een vrijwilligersbeleid geregeld zijn. Nee, gewoon een losse verzameling mensen met een gemeenschappelijk doel. Niet meer jarenlange inzet als penningmeester of lid van de activiteitencommissie. Het gaat nu vaak om tijdelijke inzet zonder vast ‘dienstverband’. Vergelijk het maar met zzp-ers, als tegenhanger van mensen in vaste dienst, maar dan onbetaald.

Omdenken en omhandelen

Momenteel wordt er volop geëxperimenteerd met deze nieuwe vormen van vrijwillige inzet in informeel en tijdelijk verband. Stadsmoestuinen, burenhulpdiensten, repaircafé’s en nog veel meer schieten als paddenstoelen uit de grond. Initiatieven waar de lokale overheid en maatschappelijke organisaties op een andere manier mee om moeten gaan dan met het conventioneel vrijwilligerswerk. Ook dat is vaak een kwestie van experimenteren. Hoe geef je als gemeente bijvoorbeeld optimale ondersteuning aan dergelijke initiatieven zonder elk initiatief bij voorbaat onmogelijk te maken met de wirwar aan regels die je zelf als gemeente ooit hebt opgeworpen. Dat vergt omdenken en omhandelen.

Laten we op 7 december de internationale dag van de vrijwilliger niet alleen vieren voor de conventionele vrijwilligers, maar ook voor alle nieuwe vormen van vrijwillige inzet.

Jeugdoverlast? We lossen het zelf wel op!

Sinds kort schieten in Venlo jongeren te hulp bij jeugdoverlast. Dat is zo gek nog niet als je bedenkt dat overlast niet altijd door politie of gemeente hoeft te worden opgelost, maar het soms veel beter werkt als de hangjongeren met de buurtbewoners in dialoog gaan. En wie kunnen jongeren beter om de tafel krijgen met bewoners dan jongeren zelf?

Een kleine twee jaar geleden vroeg de stichting Buurtbemiddeling Venlo, die al jarenlang als bemiddelaar bij burenruzies optreedt, zich af of het een goed idee zou zijn om niet alleen burenruzies te beslechten, maar ook jongerenoverlast. En dat in de vorm van jongerenbuurtbemiddeling.

logo-buurtbemiddeling-venlo

Bij jongerenbuurtbemiddeling worden jongeren geschoold tot bemiddelaar en treden zij op als mediator tussen de groep jongeren en degene die last heeft van deze jongeren.

Om medestanders te vinden voor haar plan nodigde de stichting allerlei Venlose jeugdprofessionals uit. Onder deze professionals waren mensen uit het onderwijs, van politie, jeugdzorg en van de gemeente. En ik vanuit het jongerenwerk.

Een potje enthousiast

Nou, ik werd me daar toch een potje enthousiast! Zo enthousiast dat ik me direct aanmeldde voor het initiatiefclubje dat de haalbaarheid ging onderzoeken.

In de maanden daarna spraken we met allerlei mensen waaronder een wijkagent, de gemeentelijke regisseur jeugdoverlast, medewerkers van onderwijsinstellingen en  woningcorporaties en met beleidsambtenaren. We kwamen we tot de conclusie dat jongerenbuurtbemiddeling heel goed zou kunnen werken.

Ook de ervaringen van Jongerenbuurtbemiddeling Maastricht van onze collega’s van Trajekt versterkten ons geloof en al snel schreef ik met de vrijwilligers van Buurtbemiddeling Venlo een plan uit, waarmee we de gemeente en de lokale woningcorporaties over de brug kregen om dit project te financieren.

Certificaat

Jongerenbuurtbemiddeling Venlo was een feit. Of beter gezegd: Toen begon het
echte werk pas. Met het ontvangen budget trokken we een parttime jongerenwerker aan – wie anders heeft zowel ervaring met jongeren als met buurtbewoners in overlastsituaties? – die werd aangesteld als coördinator jongerenbuurtbemiddeling.

jongeren-9

Vervolgens kon deze coördinator jongeren gaan werven. Dat deed hij via zijn eigen netwerk van de straat en het jongerencentrum, maar ook via het voorgezet en middelbaar onderwijs, waardoor er een mooie mix ontstond met verschillende opleidingsniveaus en met zowel meiden als jongens.

jongerenoverlast-of-ruzie-los-jij-het-op-3

Na een training, gegeven door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid namen de jongeren vorige week het certificaat in ontvangst. Op deze feestelijke bijeenkomst zag ik zelf de jongeren voor het eerst en ik vond het mooi om te zien dat jongeren zo serieus en gedreven konden praten over het onderwerp. En dat de training effect had, want ze spraken al als echte experts over bemiddelingstechnieken. Het leukste vond ik om van ze te horen waarom ze zich hadden aangemeld als bemiddelaar. De een werd bemiddelaar omdat dat mooi aansloot op haar sociale opleiding, terwijl de ander het deed uit affiniteit met bewoners die overlast ervaren.

Gouden randje

Tevreden keek ik terug op de lange periode tussen mijn eerste kennismaking met de stichting en het moment van het uitreiken van de certificaten. Hoeveel tijd ik er al ingestoken had en de tientallen bezoekjes die ik aan het minikantoortje van Buurtbemiddeling had gebracht. De overleggen met gemeente en woningcorporaties waarnaartoe ik op sleeptouw ben genomen door de stichting, omdat ik nu eenmaal heel enthousiast het verhaal kon overbrengen en dat gecombineerd met mijn expertise als het gaat om jeugdoverlast. Dat ik als professional in contact kwam met de club, maar dat ik uiteindelijk als vrijwilliger in mijn vrije tijd het meeste werk heb verzet. Terugkijkend op de prachtige samenwerking met de vrijwilligers van buurtbemiddeling stelde ik ook vast dat dit project een extra gouden randje heeft omdat het initiatief hiervoor niet bij professionals lag, maar bij vrijwilligers.

Het moeilijkste komt nog: de professionals

Laat nu de aanmeldingen van overlast maar komen! En daar zit volgens mij de grootste uitdaging. Want vanaf nu moeten de straatprofessionals, zoals wijkagenten en straatcoaches, bij overlast niet meteen meer in de oplossingsstand schieten, dienstbaar als ze willen zijn. Nee, het zou mooi zijn als ze deze casussen gaan doorsturen naar Jongerenbuurtbemiddeling. Laat de profs de hardnekkige problematische overlast maar te lijf gaan, terwijl de jongeren preventief aan de slag kunnen gaan met de overlast die nog niet uit de hand is gelopen. Zou het de professionals lukken om het niet meteen zelf te willen oplossen? Ze zijn het immers al jarenlang zo gewend.

Hopelijk gaan ze het zien wanneer de eerste bemiddelingscasussen met goed resultaat worden afgesloten. Want ik geloof echt in jongerenbuurtbemiddeling. Het voordeel van bemiddeling is dat de verantwoordelijkheid voor de oplossing bij de bewoners blijft liggen. Terwijl politie, straatcoaches en jongerenwerk vaak het probleem bij de bewoners uit handen namen, en dan vervolgens de tijd niet hadden om alles tot een goed einde te brengen. Bij buurtbemiddeling hebben beide partijen, overlastgevers en bewoners, samen de oplossing in huis. Beter toch?

14633207_1287137631328787_3860263932466790687_o

foto Johan Cortooms

Jongerenbuurtbemiddeling Venlo is vooralsnog een pilot die alleen in de wijken Op de Hei (Tegelen) en Venlo-Noord wordt uitgevoerd. Woont u in een van deze wijken, heeft u een conflict met jongeren en bent u bereid om met de jongeren in gesprek te gaan om samen tot een oplossing te komen? Neem dan gerust contact op met de coördinator van jongerenbuurtbemiddeling: jbbvenlo@gmail.com / 06-23324089.

1

2

 

 

Preventie en het badwater

Poeh, wat had ik al lang niet meer geblogd. Ik was een beetje op m’n eigen blogs uitgekeken. Dat kwam voornamelijk omdat bijna al mijn berichten dezelfde boodschap hadden: Hallo mensheid, investeer eens wat meer in sociaal werk, want dat houdt de maatschappij gezond. Een boodschap die natuurlijk staat als een huis, maar als je elke keer eindigt met ditzelfde ‘moraal van het verhaal’ wordt het een beetje saai.

Over de schutting van jeugdzorg

En – naïef als ik kan zijn – dacht ik dat mijn blog ook niet meer nodig was. Dat de decentralisaties vanzelf wel goed zouden uitpakken voor het preventieve werken dat sociaal werkers in wijken doen.

Neem bijvoorbeeld jeugdoverlast. In het pre-decentralisatie tijdperk waren gemeenten verantwoordelijk voor onder andere de openbare orde en de provincies voor jeugdzorg. In die tijd kregen jongeren pas aandacht van een gemeente als zij overlast op straat veroorzaakten. Niet omdat ze eventueel een probleem hadden, maar alleen omdat ze lastig waren. En als, na tussenkomst van wijkagent, jongerenwerker en wijkregisseur, de klachten van de omwonenden waren verdwenen, dan was ook de aandacht vanuit de gemeente verdwenen. Niet de problemen van de jongeren werden te lijf gegaan, maar die van de direct omwonenden. Het mes bleef in het varken steken en geheid dat dezelfde groep jongeren een tijd later, en wellicht een paar blokken verderop, weer de kop op stak.

In het beste geval werd tijdens de straatinterventies een groep in beeld gebracht en werden de zorgwekkende problemen van individuen binnen de jongerengroep over de schutting van jeugdzorg gegooid. Had de gemeente gefaald in preventieve zin, dan kostte dat diezelfde gemeente geen geld voor dure zorg. Want voor die dure zorg moest immers de provincie dokken. De gemeente had er dus geen financieel voordeel bij als problemen werden voorkomen dan wel in een vroeg en behapbaar stadium werden aangepakt.

Naïef als ik kan zijn

Dus ik dacht dat de decentralisatie automatisch de oplossing zou betekenen. Immers, na de decentralisatie werden gemeenten verantwoordelijk voor zowel de preventieve voorkant als de curatieve achterkant. Én kon elkesterkekinderen gemeente zelf het gehele sociale domein – van preventie tot intensieve individuele zorg – helemaal volgens eigen inzicht inrichten. Dus als een gemeente meer in preventie zou investeren zou zij lekker kunnen besparen op dure zorg. Wanneer de gemeente meer kinderen, jongeren en gezinnen in een vroeger stadium met preventie en snelle  kortdurende ondersteuning bereikt, dan wordt later alles beter dan wanneer de gemeente dit niet doet. Logisch toch?

En dus dacht ik dat de logica “preventie = besparing” vanzelf door alle gemeenten zou worden omarmd. Geen blog meer nodig dus. Mijn werk zat er op.

Focus op zorg

Maar de praktijk bleek weerbarstig. Er kwamen zoveel zorgtaken op de gemeenten af dat alle hens aan dek nodig waren om al die nieuwe taken te bolwerken. Wijkteams en gezinscoaches werden overladen met casuïstiek en het kostte de gemeenten moeite om iedereen de juiste zorg te bieden.

In plaats van te investeren in preventie richtten veel gemeenten hun focus op de zorg. Er werd beknot op bestaande preventieve voorziening en soms werden preventieve dingen helemaal met het badwater weggegooid. Alleen al het aantal jongerenwerkers in Nederland is in drie jaar tijd gedaald met bijna een kwart. Dat is doodzonde want zonder preventie wordt de zorg alleen maar duurder. Maar bovenal is het zonde omdat we zo met ons allen accepteren dat het eerst mis moet gaan voordat we gaan ingrijpen. En waarom zou je de ontwikkeling van kinderen mis willen laten gaan als je met weinig moeite ouders en jongeren in hun eigen leefomgeving laagdrempelig kunt ondersteunen, zodat het nooit tot problemen komt?

De krochten van de wijk

Sociaal werk is nu dus harder nodig dan ooit. Om aansluiting te vinden bij mensen die een vergroot risico lopen om in problemen terecht te komen. Vanuit die aansluiting kun je vervolgens starten met je preventie. Meestal door ervoor te zorgen dat deze mensen participeren in de wijk of weer aan het werk of naar school gaan. Of, als ze daar nog niet aan toe zijn, door ervoor te zorgen dat drempels die participatie tegenhouden worden weggenomen of om de ander te helpen een sociaal netwerk op te bouwen. De ene keer moet de sociaal werker dat zelf doen en de andere keer zijn er wijkbewoners actief in burgerinitiatieven of als vrijwilliger binnen organisaties waarmee je de ander in contact brengt.

Het is daarom ook de taak van de sociaal werker om alle informele initiatieven te kennen. En als er nog iets mist, om deze leemte dan met bewoners op te pakken. De sociaal werker kan de link zijn tussen enerzijds de individuele zorgvragen die tijdens het dagelijks contact in de wijk aan de oppervlakte komen en anderzijds het actieve wijkkader dat hier samen met de sociaal werker een antwoord op kan geven. De sociaal werker kent de mensen uit de wijk en kent hun capaciteiten. Hij heeft de aansluiting met zorgvragende bewoners en hulpbiedende bewoners. Tenminste als hij een goede sociaal werker is. Als hij ook de krochten van de wijk opzoekt en niet alleen de vergaderzaal van het wijkplatform of de dorpsraad.

Zo ik heb het weer gedaan: dezelfde boodschap opnieuw verkondigd: Investeer in sociaal werk want dat houdt de maatschappij gezond.

En zolang preventief sociaal werk niet de aandacht krijgt die het verdient zal ik blijven bloggen. Wordt vervolgd!

 

 

De jongerenwerker als gezinscoach? Het kan!

Als kenners van de leefwereld van jongeren zijn jongerenwerkers van grote waarde in gezinscoachteams. In samenwerking met gemeenten begonnen wij, welzijnsorganisatie Wel.kom, samen met de gemeente Beesel daarom een experiment, dat nu ruim anderhalf jaar succesvol loopt.

‘Vroeger’ stuurden wij jongeren met meervoudige problemen door naar de individuele hulpverlening of de zorg. Maar dat was zelden een succes. Veel jongeren wantrouwden alles wat naar instellingen of overheid riekt. Ook was er een onoverbrugbare kloof tussen de straatcultuur van de jongeren en de systeemwereld van de instellingen. Hulpverleners vonden de aansluiting met deze doelgroep niet en jongeren haakten af. Daarom besloten we om het zelf te doen. De jongerencoach was geboren.

De jongerenwerker als brug tussen jongere en specialist

Dat werkte goed. De jongerencoach vond wél aansluiting bij de jongeren; hij sprak hun taal en werkte in hun leefwereld. Niet vanuit een vaststaand aanbod, maar met de jongere als uitgangspunt. Hierdoor motiveerden we veel jongeren om hun problemen te lijf te gaan. De rol van de jongerencoach was, naast het coachen zelf, om ervoor te zorgen dat de hulpverlener en de jongere aansluiting vonden bij elkaar. En dat zowel de hulpverlener als de jongere gemotiveerd bleven om het traject te voltooien.

En toen was daar de transitie jeugdzorg en besloten gemeenten om de voorkant anders in te richten. Generalisten bereiken niet de jongeren metGemeenten bouwden aan een civil society en richtten sociale wijkteams of generalistische teams voor gezinscoaching op. Maar wat moesten wij, jongerenwerkers, met deze ontwikkelingen?

De teams jeugdgeneralisten zouden worden bemenst met hulpverleners van onder andere jeugdzorg, MEE en ggz. Een goede keuze, want je haalt zo verschillende expertise in huis die je in een generalistenteam keihard nodig hebt. Maar de link met de leefwereld, de wijk en de buurt? Want het generalistenteam kan de maatschappijwantrouwende jongeren met meervoudige problemen niet bereiken. Dit hebben we uitgelegd aan gemeenten, met als resultaat dat onze jongerencoaches toetraden tot de generalistenteams.

Voordelen en valkuilen

Na een half jaar gezinscoaching zien we veel voordelen voor de jongeren. De jongerenwerker kan nu meer voor jongeren betekenen. Immers, waar hij vroeger zelf zij aan zij met de jongeren moest knokken voor goede doorverwijzingen en hulp, worden zijn signalen en zorgen nu direct gedeeld door het team. Hierdoor krijgt een jongere sneller de juiste hulp én kan de jongerencoach het eerste aanspreekpunt blijven voor de jongere.

Er zijn natuurlijk ook valkuilen. De jongerenwerker moet niet alleen maar trajecten draaien. Hij moet de tijd houden om op straat met groepen jongeren te werken. Dat is immers de kracht van het jongerenwerk. En natuurlijk moeten we niet alle jongerenwerkers in generalistenteams stoppen. Jongerenwerkers doen nog veel meer met groepen jongeren, in relatie met de wijk en hun toekomst. De jongerenwerker als buurtcoach moet blijven; de jongerenwerker als gezinscoach moet groeien!

Ik raad elke jongerenwerkorganisatie aan om deze werkvorm serieus te overwegen. Onze ervaringen in Beesel zijn positief.